De kat

De kat

Het huisje is klein en gezellig. De piano staat tegen de zijwand in de achterkamer, vlakbij het raam dat uitkijkt op het kleine achtertuintje. De aardige mevrouw zit in de voorkamer op de bank te lezen en ik zit schuin met mijn rug naar haar toegekeerd te stemmen.

In de achtertuin staat een dennenboom. Op een tak, ongeveer halverwege de boom zit een ekster gezellig op en neer te wiebelen op een dunne tak. Onder hem, op de grond, komt op zijn gemak een zwarte kat aanlopen. Ietwat verwaand maar dan ineens geboeid kijkt de kat schuin omhoog. Niet naar de ekster, maar naar iets wat zich net buiten mijn gezichtsveld afspeelt. Na twee minuten kan ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en kijk om het hoekje, ondertussen doorhamerend op een toon, en zie dat op het dak van het kleine schuurtje een enorme zeemeeuw zich tegoed doet aan het daar waarschijnlijk zorgvuldig naartoe geworpen oude brood. Ik vind het niet eerlijk, dat brood ligt daar natuurlijk voor de ekster, de merel en de mus, niet voor een enorme zeemeeuw. `Kan je wel?`, denk ik in mezelf en ik vind de kat, die nog steeds op dezelfde plek op de grond stil staat te kijken ook een laf beest. Hij zou op z´n minst kunnen proberen de meeuw weg te jagen, al is die bijna net zo groot als hij.

Niet veel later vliegt de meeuw voldaan weg. Daarop rent de kat de hoek om, weer buiten mijn gezichtsveld.

Kort daarna hoor ik gekwetter van vogels dat het een lieve lust is. Het laffe beest zal toch niet een klein musje hebben gepakt? Voor de tweede keer veins ik een erg lastige toon en kijk om het hoekje. Wat ik nu zie maakt me erg kwaad. Terwijl nu ook de ekster luid begint te protesteren zie ik dat de kat zelf op het dak is geklommen en daar de rest van het brood op zit te vreten. Ik moet me behoorlijk inhouden om niet op te staan, naar buiten te rennen het beest weg te jagen, zo, dat het nooit meer terug komt. Na zich tegoed te hebben gedaan aan de rest van het brood loopt het beest een, vast vertrouwd, rondje door de tuin om even later weer uit mijn gezichtsveld te verdwijnen.

Kwaad stem ik door en terwijl de ekster wegvliegt zie ik een stoere merelman teleurgesteld landen op een tak vlakbij het dak, dat alleen nog een paar kruimels biedt.

Na een paar minuten hoor ik voor het eerst de aardige mevrouw, ze maakt eigenaardige, lief klinkende geluidjes. Om mijn concentratie niet teveel te onderbreken kijk ik niet om en stem eerst het hoogste octaaf. De geluidjes houden aan. Na een minuut of vijf kijk ik om en zie de vrouw op de bank zitten met op haar schoot de zwarte kat waar ik zo woedend op ben. `Ja lieve lieve poes, ja lieve poes, wie is dat nou? Ga maar eens even kijken.`, zegt de aardige mevrouw tegen het beest. Het beest gehoorzaamt gedwee en komt met hetzelfde verwaande loopje rustig op mij af. Ik draai me om en werk snel door. Nog minutenlang geeft het beest kopjes tegen mijn been terwijl de ekster, de merel en de mus mij met een hongerige blik kwaad aankijken door het raam.